Directe omgeving speelt grote rol bij seksuele uitbuiting van minderjarigen
Drugsverslaving, mentale problematiek of misbruik: bij onderzoek naar het risico op seksuele uitbuiting werd lang alleen naar het slachtoffer gekeken. Criminoloog Ieke de Vries heeft dankzij een bijdrage vanuit de samenwerking van het LUF met de Gratama-Stichting dat onderzoek verbreed. Zij onderzocht welke rol de leefomgeving speelt bij seksuele uitbuiting van minderjarigen. En die rol blijkt groter dan gedacht.
In Nederland worden elk jaar naar schatting 1300 meisjes tussen de 12 en 17 jaar seksueel uitgebuit. Dat is de grootste en minst zichtbare groep van de ruim zesduizend mensen die jaarlijks slachtoffer zijn van mensenhandel in ons land. Er wordt al veel onderzoek naar gedaan, maar criminoloog Ieke de Vries koos in samenwerking met het Centrum Kinderhandel en Mensenhandel voor een nieuwe invalshoek. ’Eerder onderzoek bekeek vooral hoe individuele kenmerken en ervaringen een persoon kwetsbaar maken voor uitbuiting, zoals eerdere ervaring met misbruik, drugsverslaving of mentale problemen’, zegt De Vries. ‘Van deze factoren weten we dat ze een rol spelen bij kwetsbaarheid in het algemeen. Ze zeggen dus niet per se iets over kwetsbaarheid voor seksuele uitbuiting in het bijzonder.’
De Vries besloot daarom haar onderzoek te richten op de omgeving van vermoedelijke slachtoffers: het gezin of de partner; de vriendengroep, school of wijk; en instanties of maatschappelijke structuren. ‘Ik wilde meer weten over de context waarin seksuele uitbuiting van minderjarigen plaatsvindt’, legt ze uit, ‘zoals onveilige of instabiele thuissituaties, kansenongelijkheid of blootstelling aan criminaliteit op school.’
Chatgesprekken
Die informatie is niet zomaar te achterhalen. Slechts een deel van de slachtoffers is in beeld bij hulpverlening of politie. Daar komt taboe en schaamte over wat hen is aangedaan bovenop. ‘Om informatie te verkrijgen voor dit onderzoek hebben we chatgesprekken geanalyseerd van vermoedelijke slachtoffers van seksuele uitbuiting met hulpverleners van Fier, een landelijk expertisecentrum voor mensenhandel’, zegt De Vries. ‘In een online chat kunnen jongeren op een laagdrempelige manier vragen stellen of hulp zoeken. We hebben een steekproef van 240 geanonimiseerde chatgesprekken geanalyseerd. Zo kregen we zicht op de rol van de leefomgeving bij de seksuele uitbuiting.’
Vaak vond de uitbuiting namelijk binnen de micro-omgeving plaats.
Gevaar in eigen kring
De analyse liet zien dat de leefomgeving zowel een positieve als zeer negatieve rol kan spelen. Vaak vond de uitbuiting namelijk binnen de micro-omgeving plaats. ‘In 58 procent van de geanalyseerde chats was de partner de vermoedelijke uitbuiter en bij 26 procent ging het om de ouders, andere familieleden of verzorgers’, zegt De Vries. ‘In ruim twee derde van de gevallen werd de directe leefomgeving gekenmerkt door onveiligheid, instabiliteit of verwaarlozing. Hier was onder meer sprake van geweld, psychische problematiek bij de ouders, of verwaarlozing van de zorg voor de eigen kinderen. Uitbuiters kunnen vervolgens misbruik maken van die kwetsbare situatie, bijvoorbeeld door het slachtoffer een ‘veilig gevoel’ te geven of woonruimte aan te bieden.’
De sociale isolatie die zo’n kwetsbare thuissituatie veroorzaakt, werd vaak nog versterkt op mesoniveau. ‘De vermoedelijke slachtoffers gaven in de chats regelmatig aan dat ze geen of weinig vrienden hebben, of niet meer hebben, of weinig aansluiting vinden op school’, legt De Vries uit. ‘Daar komen vaak nog negatieve ervaringen bovenop, zoals gepest worden. Deze jongeren hebben geen gezonde of veilige relaties buiten de familiesfeer en kunnen zich ook moeilijker losmaken uit die familiesfeer als die ook onveilig is.’
Tot slot bleek uit het onderzoek dat oplettende buren, docenten, mentoren of huisartsen een cruciale rol kunnen spelen. De Vries: ‘Van de minderjarigen die op de chat aangaven een hulptraject te willen starten, bleek dat iemand uit hun omgeving al een hand uitgestoken had. Een van de aanbevelingen is dan ook om deze personen – denk aan buren, klasgenoten of docenten – voorlichting te geven over hoe zij seksuele uitbuiting kunnen signaleren en melden.’
Vervolgonderzoek
Dit verkennende onderzoek is een belangrijke stap in de verdere kennisontwikkeling op dit thema. ‘Met de bijdrage van het LUF is niet alleen dit onderzoek geholpen, maar ook de vervolgonderzoeken die voortborduren op de huidige resultaten’, zegt De Vries. ‘Zo ben ik momenteel bezig met een groter project, waarin een van de onderzoeksvragen zich richt op hoe sociale kwetsbaarheid in de praktijk meeweegt voor het slachtoffer. Die praktijk is niet alleen belangrijk voor de hulpverlening, maar ook voor opsporing en vervolging van daders. Misbruik maken van de kwetsbaarheid van een slachtoffer is immers een strafverzwarende omstandigheid voor de dader.’
Met de bijdrage van onze schenkers ondersteunt het LUF innovatieve en impactvolle projecten van talentvolle, veelal jonge, onderzoekers zoals dr. Ieke de Vries. Zo kennen we jaarlijks subsidies toe aan onderzoeks- en onderwijsprojecten op diverse wetenschapsgebieden.
Tekst: Wilke Martens
Foto: Getty Images via Unsplash+